- De Rolls-Royce Spectre is de enige volledige elektrische auto’s in het gamma van het klassieke Britse merk.
- Maar hoewel de auto de modernste aandrijflijn uit het hele aanbod heeft, blijft hij tegelijk ook verrassend ouderwets.
- Daar kwam autoredacteur Dennis Wilman van Business Insider Nederland achter tijdens zijn dagen met deze EV.
- Lees ook: De Volvo EX90 wordt helaas door software gedefinieerd
Hoewel menig Rolls-Royce uitgerust is met een gigantische V12-benzinemotor, zullen maar weinig eigenaren van de auto’s doorhebben dat ze daadwerkelijk met zo’n groot motorblok rondrijden. Tot ze alweer bij de pomp staan, natuurlijk. Rolls-Royce heeft het namelijk tot een kunst verheven om die machtige benzineverbrander ingetogen te maken. In een auto van dit kaliber draait het niet om dit machtsvertoon. Het draait om quiet luxury.
Je zou met de Spectre, de eerste en tot vooralsnog enige volledig elektrische Rolls, dan ook twee dingen kunnen verwachten: nog verfijndere luxe, want de autobouwer hoeft ineens geen ronkende V12 meer te verbergen, maar hoeft alleen nog wat zoemende elektromotoren te isoleren. Of het merk maakt zich er makkelijker mee, om precies dezelfde reden.

Wat ik meemaakte tijdens mijn dagen met de Spectre was eigenlijk geen van beide. Met de Spectre is elektrisch rijden niet ‘heel erg goed’, maar zelfs een klasse apart.
Op dit moment weten we allemaal hoe prettig een elektrische aandrijflijn kan zijn, als het goed is toegepast. Het is stil, levert lekker veel vermogen wanneer je het wilt of nodig hebt en kan daardoor supercomfortabel zijn. Waardes die je op elke Rolls-Royce zou kunnen toepassen. Maar toch is elke goede EV nog geen Rolls, daarvoor lijkt het geheim van de Britten gedeeltelijk te liggen in de afstelling van de elektrische aandrijflijn.
Een Rolls-Royce went heel erg snel
In de Spectre weet je dat je voldoende vermogen hebt om te allen tijde mee te kunnen komen met de snellere jongens op de weg; daarvoor hoef je niet te weten hoeveel pk’s je onder je rechtervoet hebt.
Die gedachtengang heeft Rolls-Royce doorgetrokken in de algehele afstelling, want bijvoorbeeld het optrekken gaat met ongekende souplesse. Het voelt als rustig zetje in de onderrug, waarmee je gemoedelijk op de gewenste snelheid komt. Precies het tegenovergestelde van wat op dit moment bij EV’s de standaard lijkt: in je stoel gedrukt worden als je alleen al met je grote teen het gaspedaal aanraakt.

Natuurlijk past dit gemoedelijke gedrag perfect bij een Rolls. Maar ik merkte pas echt hoe fijn deze afstelling is, toen ik in een andere EV met gelijkwaardig vermogen en een focus op comfort mijn weg vervolgde na het inleveren van de iets meer dan een half miljoen euro kostende luxewagen. Alles leek wel te horten en te stoten, terwijl ik voor mijn ervaring in de Spectre de EV in kwestie toch best soepel vond. Het verschil zit hem toch in de details, blijkt.
Geen typische elektrische auto van binnen
En bij Rolls draait het niet geheel ontoevallig om de details. Alles klopt en is van het hoogst denkbare niveau. Je kunt hierin zelf natuurlijk een hoop aanpassen, maar het is eigenlijk de bedoeling dat je bij de aanschaf van een Spectre je behoudt tot misschien het veranderen van wat kleuren, meer niet. De auto is wat hij moet zijn en biedt op deze manier de beste Rolls-Royce-ervaring. Of zoals de verkoper zegt: ”ook het instappen in deze elektrische Rolls, voelt aan alsof je in elke andere auto van het merk stapt.”

Dat betekent dus ook dat hoewel de Spectre de modernste aandrijving van alle auto’s van het klassieke merk heeft, je dat niet makkelijk zult merken in het interieur.
Ja, er is een touchscreen, met overduidelijke en prima werkende BMW-software, maar die hoef je eigenlijk niet eens aan te raken. Je kunt ook achteroverleunend met de draaiknop op de middenconsole alles regelen. Want je wilt toch niet helemaal voorover leunen om de navigatie in te stellen?
Ook is er absoluut geen doorgeslagen minimalisme te vinden. Precies genoeg knopjes voor precies genoeg opties. En die knopjes voelen allemaal zó goed onder de vingers.
Ik realiseerde me hierdoor hoe fijn het is om dingen aan te raken die van mooie materialen zijn gemaakt en solide aanvoelen. Zelfs stevig plastic redt het er niet meer bij. Hierbij kwam ik wel op het punt uit dat zelf ik het jammer vond dat er achter het stuur geen fysiek klokkenspel te vinden was, maar er gekozen was voor een digitaal scherm met, ook hier, overduidelijke BMW-invloeden. Ja, je raakt heel snel verwend in een auto als deze.

Je gaat bijvoorbeeld ook iets anders nadenken over hoe praktisch een auto eigenlijk moet zijn. Die suicide-doors (de deuren die aan de verkeerde kant open gaan) zijn eigenlijk nooit echt handig. Ten eerste omdat ze enorm zijn. In zowel de lengte als de dikte. En ten tweede omdat je ze nooit echt lekker open kunt doen. Dicht gaat prima, want dat gaat vanzelf. Een druk op de knop, of op het rempedaal, en het portier sluit zich alsof een onzichtbare butler hem met zijn witte handschoenen dichtduwt. Eigenlijk een vereiste, want als je dat sluiten met de hand zou willen doen, moet je bijna helemaal uit de auto hangen. De deurhendel is bij een open deur wel heel erg ver van de inzittenden verwijderd.
Ruimte voor vijf a zes lichamen
Over die inzittenden. In theorie zou je er vier van kwijt kunnen in deze immense bak. In de praktijk zou ik het behouden tot twee. Tenzij de mensen achterin erg klein en/of kort zijn. Beenruimte houdt niet over. Met andere woorden: in de Spectre láát je je niet rijden, maar rijd je jezelf.

Je zou het aantal lichamen nog kunnen oprekken naar vijf, misschien zes, als je de ruimte in de achterbak meetelt. Al is het dan, net als op de achterbank, wel wat passen en meten geblazen. Je zou dan ook denken dat er wat ruimte is voor bijvoorbeeld de laadkabel onder de –voor mijn gevoel– dertien meter lange motorkap, maar dat is niet het geval. Het blijft hier beperkt tot een zee van plastic kappen.
Grappig gegeven tussendoor: de Spirit of Extacy, het Rolls-Royce-beeldje op de motorkap, klapt natuurlijk weg als je de auto parkeert, maar is ook op de Spectre anders dan op andere auto’s van het Britse merk. Waarom? Omdat deze bijna drie ton wegende elektrische kolos de meest aerodynamische Roller is van allemaal. Daarom hebben de designers in thuisbasis Goodwood zo’n 800 uur besteed om de gevleugelde dame opnieuw vorm te geven. Ze leunt nu iets meer voorover en is iets meer door de knieën gegaan. Gelukkig functioneert ze voor de bestuurder nog steeds prima als visuele indicator voor het einde van de immense motorkap.

Betalen voor afscherming van ongemak
Wat me boven dit alles vooral is bijgebleven aan mijn ervaring in een elektrische Rolls-Royce? De realisatie dat de Spectre een auto is waarbij je vooral heel veel betaalt om zo min mogelijk met autorijden geconfronteerd te worden.
Waar ik persoonlijk toch vaak méér verlang op het gebied van rij-ervaring en gevoel bij duurdere auto’s, is het bij de Spectre precies het tegenovergestelde. In dit beest gaat het om de reis van A naar B en hoe ongemerkt die verloopt. Vergelijk het met de belachelijke meerprijs voor een eersteklas ticket in een vliegtuig. Je betaalt niet alleen om ergens te komen, maar ook om niet geconfronteerd te worden met lange rijen, slecht eten en opgehokt zitten voor 10 uur.
Wel moet je met een Rolls-Royce Spectre rekening houden met de nodige bekijks en aanspraak. Even aan de snellader zetten, wat de auto overigens goed genoeg doet met een vrij constant vermogen van 195 kW tot ongeveer 60 procent, is het toch vaak even een praatje maken over de bolide. Daar betaal je dan ook voor, moet je maar denken.